etnografica

In de jaren zestig maakt Nederland op grote schaal kennis met etnografica toen veel repatrianten uit Nieuw Guinea naar Nederland trokken. Echter, wanneer je uit Nieuw Guinea kwam dan had weinig keuze als je een souvenier wilde meenemen.. Zoveel souveniers waren daar destijds niet te vinden. Tegenwoordig denken we gelijk aan door papoea's gemaakte objecten, maar er waren maar weinig repatrianten die dat soort dingen meenamen. Nee, de meeste souveniers kwamen uit de toen nog woeste natuur. Dus waren de schilden van zeeschildpadden, en de verenpakjes van de paradijsvogel een meer voor de hand liggende keuze. Ook nu nog herken je soms de interieurs van de oud NNG- ers (Nieuw Guinea gangers) aan de vele schelpen en de voorliefde voor planten zoals orchideëen.

Onder Etnografica worden eigenlijk objecten verstaan uit bestaande culturen, maar wie ter plekke komt, merkt dat die culturen met een grote snelheid aan het verdwijnen zijn. Het verzamelen van dit soort spullen heeft dan ook vaak te maken met veiligstellen van iets dat nooit meer terugkeert. Daarnaast hebben deze objecten vaak een hoog esthetisch gehalte, en worden ze graag geintegreerd in een moderne woonomgeving.

De hier getoonde voorbeelden vallen ook in de "natuur" catagorie.Links een pythonvel van wel 4 meter, hij stinkt ook nu nog  Mogelijk zat het arme beest destijds vast in heb kippenhok en is hij met een paar ferme slagen van een klewang om zeep geholpen. Zijn huid kon je nog ten gelde maken. Talloze diersoorten hebben zo hun bestaan verlengd . Zo zag je in de jaren 50 en 60 nog wel eens een sumatraanse tijgervel als vloerkleed, maar een panter ging ook goed.   Midden een grote schelp van wel 35 centimeter waarin destijds heel kunstig een lampje was gemonteerd, vandaar het gat links. Het licht schijnt dan door de wand van de schelp heen en dat vond destijds veel waardering. De foto rechtsoven toont de "zaag" van een zaagvis. Dat vissen soms "zagen" hadden maakte vroeger veel indruk en het verzamelen van dit soort rariteiten kent dus al een heel lange traditie. De zaagvis is overigens een haaiensoort die gelukkig nog wel vrij veel voorkomt. Hij wordt makkelijk 3 tot 4 meter en gebruikt zijn zaag om eens lekker door een school visjes te maaien en die vervolgens op te peuzelen. J

Hun kapmes staat bekend als Mandau is is altijd rijk uitgevoerd.

mandau, dayak.
timorsword

Voorouder uit Iatmul Irian Jaya

mandau, dayak.

Molukken

Letti

Ook behaard is dit vreemde zwaar uit Timor

 Dat er zo weinig papoeakunst is meegenomen is jammer. Vrijwel niemand verzamelde dat destijds. Het werd vaak te grof en te primitief gevonden. Dat is niet helemaal onbegrijpelijk als je weet dat bijvoorbeeld als kleurstoffen voor het Asmat houtsnijwerk as , klei en plantensappen werden gebruikt. Echte papouakunst uit de nederlandse periode is dus zeldzaam en duur. Tegenwoordig kijken we heel anders aan tegen dit soort kunst , en wordt ze ook op grote schaal nagemaakt, onder andere op Bali

Deze greep van een andere Mandau is voorzien van een groot aantal gestileerde draken en wilde zwijnen (Babi Rusa).  Karakteristiek voor hun decoraties zijn de gedoornde krullen, ook in de twee oorhangers ,hieronder.

Maar ook uit andere delen van Indonesie vinden we dit soort oerkunst, bijvoorbeeld de andere oostelijke eilanden.  zoals Flores, de Molukken ( Leti ) , Timor en ook Nias (bij Sumatra).

Je vindt er bijvoorbeeld deze voorouderbeelden. De gewoonte deze beelden te maken, dateert uit de periode van vóór de grote godsdiensten. We noemen die periode nogal denigrerend  het animisme . 

Wat direct opvalt is hun primitieve en ruige uiterlijk en ze worden regelmatig verwart met afrikaanse beelden. Er is ook wel een zekere overeenkomst en dat zet je dan ook aan het denken.

Vrijwel alle beelden die tegenwoordig in de handel worden aangeboden zijn nieuw, de echte oude beelden zijn heel zeldzaam. Vroeger hadden Missie instellingen nog wel eens een collectie, maar die zijn in de jaren zestig en zeventig al te gelde gemaakt. Dat juist zij een mooie verzameling hadden , mag misschien vreemd lijken, maar ze werden juist verzameld omdat de kerk destijds ze zo heidens en primitief vond. Als voorbeeld dus hoe het niet moest.

Gelukkig bestaat de gewoonte deze beelden te maken dus nog steeds, en worden ook deze nieuwe beelden gemaakt door de ambachtslieden uit de oorspronkelijke regio. Ook het animisme is nog niet geheel verdwenen, en zo kan je op afgelegen plekken nog wel eens een vreemd ritueel mee maken.

De Dayaks zijn een goed voorbeeld van zo’n schijnbaar primitieve oerwoudcultuur. Deze koppensnellers uit Borneo kennen een rijke geestenwereld en zijn 

één geheel met het hun omringende oerwoud. 

Dat vindt je terug in hun objecten die voorzien zijn van mystieke symbolen, en een grote expressiviteit laten zien.

Boven twee pijlenkokers van bamboe voor de gifpijlen van hun blaaspijpen.

Dit soort armbanden zijn vaak van ivoor gemaakt, maar deze is uit een dikke schelp gezaagd, de doopvondschelp. Dit soort armbanden waren vrij solide , en kunnen dus honderden jaren oud zijn.

Een ceremoniële hoed van de Toradja’s is een hoogstandje van vlechttechniek. Net als deze tas, ook uit Celebes.

Dit halssierraad uit Nias is gemaakt met schijfjes kokosnoot die op een messing ring zijn geminteerd. Ook deze worden nagemaakt, ze zijn dan ovaal.

Sieraden zie je overigens nog maar  zelden. Dit is een Mamuli, een sieraad dat je in je oor draagt. Het is afkomstig uit Sumba en is een vruchtbaarheidssymbool.

all rights reserved  indoshop.nl