Over het indisch cultureel erfgoed en Indonesië

Sago wordt gemaakt van het hout van de sagopalm. Die sagopalm is een grote palm die groeit in natte gebieden, zoals riviermondingen. De jonge takken hebben gemene stekels.

Die keurig rechte stammen kan je makkelijk vervoeren.  Wanneer je twee pluggen in het midden van een stuk stam slaat, dan kan je daar eenvoudig een touw aan vastmaken. Je rolt de stammen dan eenvoudig naar je sago werkplaats, die tussen de sagopalmen staat.

Sago is een basisvoedsel, zoals rijst  en de aardappel. In die gebieden waar rijstbouw moeilijk is, wordt sago geproduceerd, zoals hier op Saparua (Molukken) Hoe dat gaat leest u hier.

Het is een eigenaardige boom, want alles eraan is kaarsrecht. Dus zowel de stam, als de bladeren die tot 6 meter lang kunnen worden. Van die bladstelen kan je van alles maken, zelfs je huis.

Dit is het hout van de sagopalm. Het is eigenlijk nauwelijks hout te noemen, zo zacht is het. Het lijkt wel op piepschuim.

Dat zachte hout is makkelijk te raspen. Hier gebeurt het met een benzinemotor, maar op andere eilanden doen ze het nog met de hand.

Sagohout is vreemd genoeg giftig.Je kan het dus niet zo eten. Maar als je het spoelt met water, dan is het bezinksel wel eetbaar. De overgebleven houtvezels worden weggegooid.

In een hele lange bak kan het spoelwater langzaam bezinken.

En dit is is wat er dan overblijft. Dit is het bezinksel, dat nu wel gegeten kan worden, Na droging is dit het sagomeel.

Na vier  palmen geraspt en gespoeld te hebben, is de bak vol met bezinksel en kan het eruit gehaald worden.

Op Saparua wordt de sago nog traditioneel verpakt. Hiervoor worden natuurlijk de bladeren van de sagopalm gebruikt

Dit is het eindprodukt: 25 kilo sagomeel, prachtig verpakt.

De sago van saparua is van een prima kwaliteit, en wordt dan ook geexporteerd naar de andere eilanden.

Gelijk even proeven: we gaan twee koekjes maken met sagomeel.

Dan rol je hier sigaren van en bakt die in een houtoven. En klaar.

De simpelste: je zeeft het sago- meel en mengt het met palmsuiker, die hier natuurlijk gula saparua heet.

Tweede koekje:

We zijn te gast bij Tante Etha, in haar eenvoudige keuken, nou eenvoudig, ze heeft twee flinke petroleum branders en kookt niet meer op een houtvuur, wat hier nog gebruikelijk is.

Eerst zeeft je brokkelige sagomeel

Dan rasp je verse klapper (kokos dus)

Op een houtvuurtje verwarm je de stenen koekjesvormen.

Het mengsel van sagomeel en de kokos gaat in de hete vorm. Het bakt en sist nu al.

De palmsuiker wordt in kleine stukjes gesneden en toegevoegd.

Daarna wordt de vorm afgedekt met een hete steen, en pruttelt alles nog even door. Het bakproces is nu klaar.

Het resultaat: lekker!

all rights reserved  indoshop.nl